1 //Introduceren – Iemand of iets voorstellen. Bijvoorbeeld: "Mag ik je voorstellen aan mijn vriend?"

2//Export – Dingen die in een land gemaakt worden naar een ander land sturen om te verkopen.

3//Interpretatie – Hoe jij iets begrijpt of uitlegt. Twee mensen kunnen hetzelfde verhaal lezen maar er anders over denken.

4//Principe – Een regel of idee waar je je altijd aan wilt houden. Zoals: "Ik lieg nooit."

5//Inherent – Iets wat er vanzelf bij hoort. Bijvoorbeeld: nat worden hoort inherent bij zwemmen.

6//Ethisch – Gaat over goed of slecht gedrag. Of iets eerlijk en netjes is.

7//Motivatie – De reden waarom je iets wilt doen. Bijvoorbeeld: leren omdat je later dokter wilt worden.

8//Intentie – Je bedoeling. Wat je eigenlijk van plan was.

9//Constructief – Iets wat helpt om iets beter te maken. Bijvoorbeeld: tips geven zodat een tekening mooier wordt.

10//Erfrecht – De regels die bepalen wie spullen of geld krijgt als iemand doodgaat.

11//Reïncarnatie – Het geloof dat je na je dood opnieuw geboren wordt, in een ander lichaam.

12//Communistisch – Een manier van een land besturen waarbij alles samen van iedereen is, niet van één persoon alleen.

13//In de kiem smoren – Iets heel snel stoppen voordat het groter wordt.

14//Totalitair – Als de regering alles bepaalt en mensen bijna niets zelf mogen.

15//Autonomie – Zelf kunnen beslissen wat je doet, zonder dat anderen dat voor je bepalen.

16//Bewustzijn – Weten dat je leeft, voelt en denkt.

17//Pertinent – Heel duidelijk, zonder twijfel. Bijvoorbeeld: "Ik ben pertinent tegen pesten."

18//Arrogantie – Denken dat je beter bent dan anderen en dat ook laten merken.

19//Populatie – Een groep mensen of dieren die bij elkaar horen, zoals de populatie van Nederland.

20//Dictatoraal bewind – Een land waar één baas alles bepaalt en niemand hem mag tegenspreken.

21//Genomineerd – Als je wordt uitgekozen als kanshebber voor een prijs.

22//Gerecruteerd – Als iemand je vraagt of kiest om mee te doen, bijvoorbeeld bij een sportteam of het leger.

23//Sergeant – Een leider in het leger, een hogere soldaat.

24//Boegbeeld – Het gezicht van een groep of organisatie, iemand die symbool staat voor de rest.

25//Arisch – Een oud en fout idee van de nazi's over een "perfect ras" van mensen.

26//Participeren – Meedoen.

27//Rasbiologisch onderzoek – Onderzoek naar mensen en rassen (vroeger vaak gebruikt door nazi's op een verkeerde manier).

28//Expeditie – Een grote reis, meestal om iets te ontdekken.

29//Interneringskamp – Een plek waar mensen tegen hun zin opgesloten worden, vaak tijdens oorlog.

30//Krijgsgevangene – Een soldaat die gevangen wordt genomen door de vijand.

31//Oorspronkelijke nazistische opvattingen – De eerste ideeën van de nazi's, die gingen over macht en hun verkeerde ideeën over rassen.

32//Mentaliteit – Hoe je denkt en doet. Bijvoorbeeld: "Hij heeft een sportieve mentaliteit."

33//Ontzag – Respect en soms ook een beetje bang zijn voor iemand.

34//Concurrerende attitude – Een houding waarbij je steeds de beste wilt zijn en beter wilt zijn dan anderen.

35//Interacties – Hoe mensen of dieren met elkaar omgaan.

36//Innig – Heel close of diep, bijvoorbeeld een innige vriendschap.

37//Overschaduwen – Ervoor zorgen dat iets anders minder belangrijk lijkt.

38//Evaluatie – Achteraf samen kijken hoe iets ging en wat beter kan.

39//Overtuigingen – Ideeën waarvan jij denkt dat ze waar zijn.

40//Rituelen – Vaste gewoontes of handelingen die je steeds op dezelfde manier doet, vaak met een speciale betekenis.

41//Offers – Iets dat je opgeeft voor iets belangrijkers. In oude tijden: cadeaus aan goden.

42//Minachten – Iemand heel laag vinden en geen respect hebben.

43//Zelfbeschikking – Zelf mogen beslissen over je eigen leven en lichaam.

44//Abortus – Een zwangerschap stoppen, zodat er geen baby geboren wordt.

45//Cruciaal – Heel erg belangrijk. Zonder dit kan het niet.

46//Excentriek – Heel apart en anders dan anderen.

47//Profetie – Een voorspelling van iets dat in de toekomst gaat gebeuren.

48//Tolerantie – Anderen accepteren zoals ze zijn, ook als ze anders denken of doen.

49//Ascetisch – Heel eenvoudig leven zonder luxe, vaak om jezelf sterker te maken.

50//Stoïcijns – Rustig blijven en je gevoelens niet laten zien, ook al is er iets moeilijks.

51//Determinisme – Het idee dat alles wat gebeurt al vaststaat en niet te veranderen is.